“Was Mich Nicht Umbringt Macht Mich Stärker” – F. Nietzsche
Na het toernooi in Leer was voor mij een dieptepunt bereikt en was het tijd om de balans op te maken. Op dat moment was ik 9 maanden ziek en had ik geworsteld met zo’n 30 verschillende nare symptomen. Gaandeweg was ik minder gaan werken en de laatste 2 maanden had ik helemaal niet meer kunnen werken. Ik had diverse (proef)behandelingen gehad en ook wat dingen zelf geprobeerd, maar niets had mijn situatie veranderd. Hooguit had ik ontdekt wat ik nog wel en niet kon. En dat viel niet mee als je tot het besef komt dat hetgeen je nog wel kan zo’n 2 procent is van wat je normaal gesproken deed. Voor mij was duidelijk dat zo doorgaan echt geen optie was. Tot dan toe had ik me vast kunnen houden aan de verwachting dat ik hier hoe dan ook wel uit zou komen, als ik er maar alles voor zou doen. Voortdurend hield ik me zelf de uitspraak: “What doesn’t kill you, makes you stronger” voor. Maar nu begon ik hier toch erg aan te twijfelen en was radeloos hoe nu verder te gaan.
Daarom heb ik nog maar eens een afspraak met de huisarts gemaakt en nam in de tussentijd nog maar eens de destijds geldende richtlijnen door. Ik zat te denken aan een verwijzing naar een specialist (neuroloog? revalidatiearts?), zoals toen in de richtlijnen werd aangegeven na een onsuccesvolle eerstelijnsbehandeling. Bij de huisarts werd echter duidelijk dat verwijzen naar een specialist weinig zin had. Deze verwijzingen worden standaard afgewezen, met als argument dat er nog geen evidence-based behandeling is. Wel was het misschien de moeite waard om te verwijzen naar een revalidatiecentrum, zodat in elk geval de fysiotherapeut, ergotherapeut en psycholoog vanuit 1 team zouden werken ipv apart van elkaar.
Aldus werd ik verwezen en terwijl ik op de wachtlijst stond ben ik zelf maar begonnen met (pijnlijke) sessies bij de accupuncturist. Deze laatste kon zien dat mijn energieniveau erg laag was en heeft geprobeerd om dit in elk geval weer wat stabieler te krijgen, hetgeen ook deels leek te lukken. De verwijzing naar het revalidatiecentrum draaide uit op de zoveelste teleurstelling. Uit de intake werd duidelijk dat zij mij zeker de juiste zorg zouden kunnen bieden, bestaande uit het gewenste multidisciplinair revalidatietraject. Echter de vergoeding vanuit de zorgverzekeraar bleek een probleem, ook na aandringen van het revalidatiecentrum weigerde de zorgverzekeraar dit traject te vergoeden, het was immers niet evidencebased. Ook mijn werkgever zag het niet zitten om dit traject te vergoeden, om dezelfde reden.
Zo liep alles dus vast en kon ik niet meer dan volhouden en hopen dat er ooit toch nog iets zou veranderen. Hopen dat er ergens een doorbraak zou komen op medisch gebied. En hopen dat onze zorgminister Kuipers ooit tot inzicht zou komen dat doormodderen met longCovid ons land te veel kost.
Toen kwam in januari 2023 de tweede coronabesmetting. Opnieuw een paar dagen hoge koorts en niet kunnen eten. En opnieuw een uitloop van zo’n 2 weken grieperig zijn. Na deze herbesmetting duurde het een maand voordat ik weer enigszins op het basisniveau zat van voor de Kerst. Intussen werd ik gebeld door mijn bedrijfsarts en hij zag misschien een mogelijkheid om toch voor een revalidatietraject in aanmerking te komen, deels betaald door mijn werkgever. Dit zou dan wel in het Beatrixoord moeten plaatsvinden, bij de afdeling arbeidstherapie, omdat zij daar goede ervaringen mee hadden. Dit greep ik natuurlijk met beide handen aan. Opnieuw een uitgebreide intake volgde en de conclusie was hetzelfde: een multidisciplinair revalidatietraject werd passend geacht. Ik werd op de wachtlijst geplaatst en zou waarschijnlijk in mei kunnen beginnen.
Al die tijd was ik helaas te ziek geweest om uberhaupt nog aan schaken te denken. Na de besmetting in januari werd zo de kans erg klein dat ik dat seizoen nog KNSB-wedstrijden zou kunnen spelen, iets waar we aan het begin van het seizoen totaal geen rekening mee hadden gehouden. Een alleszins redelijk verzoek aan de competitieleider om mijn plaats in te laten nemen door een van onze reservespelers (Adrian) werd echter onverbiddelijk afgewezen. Wat dan te doen als je team op promotie af stevent en het risico loopt 2 matchpunten in mindering te krijgen? Ja, dan neem je de laatste 2 ronden maar plaats achter het bord, omdat het nemen van 2 verliespartijen minder erg zou zijn dan matchpunten inleveren. Desnoods zou ik na een paar zetten opgeven als het echt niet meer ging.
In de 8e ronde had ik het geluk dat de tegenstander (Pallas) een speler te weinig had, dit sportief voor de wedstrijd aangaf en nog sportiever mijn aanbod aannam om de NO tegen mij op te stellen. Zo had ik na de zet 1.e2-e4 zowaar een bordpunt binnengehaald en kon ik opgelucht naar huis. De 9e ronde moest ik wel echt aan de bak: tegen Emanuel Lasker kwam ik tegen Tjalling Wiersma te spelen, voorheen een sterke speler en nog steeds niet te onderschatten. Fysiek was het zwaar (diarree, duizelig, wazig zien, hartkloppingen) en ook op het bord was te merken dat ik een half jaar niet gespeeld had:
Ondanks de fysieke ongemakken en het slechte spel merkte ik dat het schaken en op de club zijn voor mij wel een prettige afleiding was. Zowaar bood het ook nog enige troost, iets waarvan ik niet had gedacht dat schaken dat in zich had. In mei/juni, voordat mijn revalidatietraject begon, speelde ik dan ook nog een paar partijtjes uit de losse pols mee in de interne. Met nog steeds snel en oppervlakkig spel verloor ik de eerste, speelde ik de tweede remise en won zowaar de derde en vierde. Eerder al (voor het toernooi in Leer) had ik mij geplaatst voor de play-offs. Omdat tegelijkertijd met de play-offs mijn revalidatietraject begin juni startte werden deze play-offs zelfs officieel onderdeel van mijn revalidatie. Het achterliggende idee van mijn traject in het Beatrixoord was dat het voorzichtig opbouwen van de fysieke conditie op termijn ook de cognitieve mogelijkheden zou doen toenemen. Een voorzichtige dubbele belasting (fysiek en cognitief) zou dit mogelijk zelfs kunnen stimuleren. Af en toe schaken werd daarin gebruikt als meetmoment om te zien waar ik zou staan.
Achteraf was dit alles veel te veel van het goede. De eerste 3 weken had ik dagelijks diarree en moest mijn programma in het Beatrixoord al wat worden bijgesteld. De weken daarna ging het iets beter, maar de voortgang was minimaal en ik raakte steeds vermoeider door het programma (2 ochtenden per week). Intussen bleef ik hierover in gesprek met mijn behandelaren en we bleven maar van alles proberen en proberen. Ook mijn partijen in de play-offs waren daar onderdeel van. Eigenlijk was hier de eerste partij voor mij al meteen de genadeklap:
Duidelijk was nog eens geworden dat een normale lange partij niet goed was vol te houden en gegarandeerd aan het eind tot fouten leidde. Het moest dus nog sneller. En zo maakte ik in de 2e play-off partij tegen Jan al snel een elementaire fout in de opening waarna Jan het netjes af maakte. De 3e partij tegen Adrian was om des keizers baard en zowaar wist ik met mijn vlotte spel (in een opening die ik goed kende) te profiteren van een stellingsgelukje en te voorkomen dat ik met 0 uit 3 zou eindigen.
Inmiddels eiste het revalidatieprogramma behoorlijk zijn tol en na 10 weken was ik blij dat ik er even een weekje tussen uit mocht voor het schaaktoernooi in Brugge. Vanwege het revalidatieprogramma hadden we thuis onze zomervakantie uitgesteld naar de kerstperiode, in de hoop dat ik dan wat opgekanapt zou zijn en om het programma niet te veel te verstoren. 1 Week missen was niet zo’n probleem en zo kon ik mooi het toernooi in Brugge inpassen, waar ik al eens eerder had gespeeld. Een mooie stad, een prettig appartement en goed gezelschap. Mocht het schaken niet lukken dan was dat geen ramp en kon ik voldoende uitrusten in het appartement.
Vol goede moed begon ik er aan en opnieuw deed het me goed om achter het bord te zitten. Opnieuw ook was de kwaliteit van de partijen erg wisselvallig. Eerste ronde vlot en makkelijk gewonnen, 2e ronde bye, 3e ronde snelle remise, 4e ronde slecht gespeeld maar met veel geluk gewonnen, 5e ronde bye en 6e ronde vond ik mijn Waterloo, nadat mijn energie al per dag af nam. Dat ik na de 6e ronde totaal uitgeput was voelde niet alleen zo, maar werd ook objectief gemeten met mijn Garmin, waar de body-battery dagelijks zo’n 20 punten lager lag dan de dag ervoor :
In deze partij, maar ook de partijen daarvoor, begon me op te vallen dat er evidente hiaten in mijn denkproces zaten. Zo had ik regelmatig zeer zwakke momenten waarin ik van alles miste, hetgeen ik niet kende van mijzelf. Dit kon nog een leeftijdseffect zijn, ik ben immers de 50 gepasseerd en zie dit wel meer bij generatiegenoten. Ook zou het nog door concentratieverlies kunnen komen, mijn fysieke klachten tijdens een partij zijn namelijk behoorlijk hinderlijk. Maar ik had sterk het gevoel dat dat niet helemaal de lading dekte. Het was meer alsof ik bij momenten totale black-outs had, alsof mijn hersenen even helemaal geen informatie kunnen verwerken. Dit merkte ik immers ook in het dagelijkse leven. Zo vergeet ik nogal vaak bepaalde ingrediënten bij het koken, berg ik bv de theezakjes op in de koelkast of doe ik losse thee meteen in het glas met kokend water ipv eerst de theezeef erop te zetten.

Dit was ook wel beschreven door andere longCovid of aanverwante patienten, samengevat onder de term hersenmist. Tijdens een schaakpartij natuurlijk behoorlijk hinderlijk en min of meer bepalend voor de uitkomst (helaas voor mij is het vaak zo dat de partij wordt verloren door degene die de laatste fout maakt). Hier bovenop is mijn geheugen ook behoorlijk achteruit gegaan. Sommige dingen ben ik gewoon totaal kwijt, zoals, namen, woorden, gebeurtenissen in het verleden of bv een film die ik al heb gekeken. Bij het lezen van een boek moet ik de volgende dag altijd even teruglezen wat ik de vorige dag heb gelezen. Voor afspraken, boodschappen en klusjes moet ik lijstjes bijhouden anders vergeet ik het totaal. En dan nog moet ik het lijstje vaak controleren of ik het niet alsnog vergeet. Zo is het bv al voorgekomen dat ik mijn eigen afscheidsetentje bij een van mijn werkgevers totaal ben vergeten. Het beeld doet een beetje denken aan dat van dementie. Hier maak ik me natuurlijk zorgen om, ook omdat nog onduidelijk is of dit reversibel is. De invloed hiervan op het schaken is groot. Zo lukt het mij op dit moment niet goed om openingen te bestuderen omdat ik niks kan onthouden. Maar ook in stellingen/openingen waarvan ik zeker weet ze normaal gesproken te kennen en weten wat te doen weet ik me nu ineens geen raad meer. Een interessante vraag die in dit licht gesteld kan worden is of iemand die nog meer beperkt raakt überhaupt nog kan schaken. Zo zou je je voor kunnen stellen dat zo iemand nog wel de loop der stukken en de spelregels kent, maar achteloos telkens in hetzelfde trucje trapt (een beetje zoals de zwakke schaakcomputers vroeger). Een boeiend (schaak)verhaal over dit thema werd geschreven door Tonnus Oosterhoff in diens bundel Dans zonder vloer: Verhaal zonder voortgang.

Deze “handicap” liet ik mij echter niet in de weg staan te blijven schaken. Daarvoor was het plezier en de troost mij te veel waard. Bovendien, als je de cognitieve problemen kunt vergelijken met een soort van niet-aangeboren hersenletsel (NAH) dan zou schaken ook wel eens goed kunnen zijn om het herstel te bevorderen. En zo speelde ik in het najaar van 2023 weer wat partijtjes mee in de interne met wisselend succes. De eerste partij werd ik van het bord gespeeld door Taco, de tweede had ik veel geluk tegen Alex en in de 3e liep ik weer eens tegen een vreemde denkfout op:
Ook extern speelde ik een aantal partijen mee dankzij de coulance van mijn teamleiders Maurice en Govert. Zij gunden mij het plezier en de afleiding van een externe wedstrijd en calculeerden een evt kansloze nederlaag mijnerzijds graag in. Het bleek minstens zo moeizaam te gaan als de interne partijen, zowel fysiek als op het bord. Van september tot maart speelde ik in de NOSBO 3 remises bij elkaar en in de KNSB 3 remises en 2 nederlagen. Alle partijen onder mijn eigen niveau en sommige op bijzonder moeizame wijze. En telkens weer met de hoop op verbetering. Telkens ook met de teleurstelling dat het niet beter werd. Hoop is wat dat betreft een lastig begrip. Het kan helpen om het vol te houden in een moeilijke situatie, maar wanneer het te lang duurt en telkens tot teleurstellingen leidt kan het zich ook uiterst pijnlijk tegen je keren.
Een voorbeeld van mijn geploeter in externe partijen is de volgende partij, waar ik ook alle 7 andere had kunnen nemen:
“Die Hoffnung ist in Wahrheit das übelste der Übel, weil sie die Qual der Menschen verlängert.” – F. Nietzsche
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.