Een genoeglijke en geheel apocriefe vertelling voor bij de warmtepomp
~~~Iedere gelijkenis met bestaande personen berust op toeval of een zieke geest~~~
[A.S. (Ante Scriptum): Het was in Leek dat onze helden op avontuur gingen, maar volgens de grootste levende vaderlandse schrijfster, Heleen van Royen, moeten boek- en verhaaltitels allitereren, so there you go…
Ook vindt van Royen dat je niet her en der Engelse woorden in je tekst moet droppen. Mee eens. Die gaat in the pocket.]
Het was maandag en de telefoon ging over.
Ajakkes, wat dreigt dit voor boomerverhaal te worden? Telefoons gáán helemaal niet over tegenwoordig, de dingen rochelen wat en je krijgt berichtjes en mails. Het lijkt wel een verhaal van Annie M.G. Schmidt of iets van Godfried Bomans…
‘Het gezin van Egters zat aan tafel en de telefoon ging. Vader van Egters legde zijn servet naast zijn bord en keek geërgerd naar moeder. “Het zal tante Roberta wel zijn”, piepte kleine Elsje, “die belt altijd onder het eten!” ‘ Etc., enz. … Dat werk.
Het was trouwens misschien wel dinsdag. Hoe dan ook, de ‘telefoon/smartphone’ zoemde en ik kreeg een mailtje van Harley, mijn goede schaakvriend.
Harley is een handvol. Zo rap als hij van de tongriem gesneden is, zo onnozel communiceert hij met de moderne verworvenheden. Ik ken hem, dus ik kon de mail ontcijferen, maar het is werken. Merkwaardig, hoe bepaalde intelligente medeburgers ten enenmale incapabel zijn om leesbare brieven en berichten te bakken van de 26 letters die Onze Lieve Heer ons heeft gegeven, samen met die handvol leestekens. Alsof ze net kralen en spiegeltjes hebben gekregen van een kolonisator plempen ze hun appjes en mails vol met emoji’s en lulkoek om je perceptie te sturen. Sturen vìndt ook plaats, namelijk van mij, richting het medicijnkastje voor een paracetamolletje. Nu goed, Harley had een ingewikkeld verhaal, dus het leek het beste hem fysiek terug te bellen. Ik teken protest aan tegen het feit dat ik ‘fysiek’ hier zo gebruik, maar ik kamp met fantasieloosheid.
Harley is, ondanks zijn naam, volbloed Nederlander en schijnt uit Rotterdam te komen. Het gerucht wil dat hij scheikunde heeft gestudeerd in Groningen en ‘strangely unstuck’ is geraakt. Hij rijdt geen motor. Hij rookt wel (veel).
Dat terugbellen was niet meer dan de minst slechte optie, want je komt er niet meer tussen als hij het woord heeft.
“Ha Grootmeester, jou moet ik net hebben!”, zo repliceerde hij. Deze aanspreekvorm zullen veel clubgenoten als typisch Harley herkennen, bohemien als hij is. Hij kan verbijsterend direct zijn en leverde uit voorraad: “Luister, ik heb je toevallig net gemaild. Door je aanhoudende wanprestaties achter het schaakbord kom je in aanmerking voor de sneuste categorie van de
NOSBO-bekercompetitie. De sub-1650-jes. Gefeliciteerd daarmee! Wil je in het team? Ik ben teamleider.”
Harley werpt zich vaak op als leider, nooit te beroerd om ergens de schouders onder te zetten, maar hij is ook een lijer. Het schuim staat hem nog net niet rond de mond. Dik in de zeventig moet hij zijn, maar mentaal is hij puber gebleven met ADHD van de buitencategorie. Hij is, dat pleit voor hem, rotsvast in zijn overtuigingen, die ongewijzigd zijn sinds de jaren ’60. Zijn tirades, die
decennialang niet door de tijdgeest gedragen werden, zijn nu weer gangbaar. De cirkel is rond, hij is ingehaald door de tijd. Het jargon is anders, maar bizar hoe het aansluit. Het ‘grootkapitaal’ waartegen Harley fulmineert heet nu ‘Big Tech’, ‘de multinationals’ of ‘de elite’. De meest vindingrijke, want totaal ongrijpbare, term is ‘de Deep State’. (Het zal mijn verdorvenheid zijn dat deze
betiteling associaties oproept met een pornoproduktie van vlak na het stomme filmtijdperk). Het proletariaat dat uitgebuit wordt is nu ‘de gewone man’, die door alles wat los en vast zit genaaid wordt en die logischerwijze valt voor uitzinnige complottheorieën. Enkel het proletarisch winkelen is nog niet onder een nieuw eufemisme teruggekeerd. De zelfscankassa helpt ons een eind op
weg, dat moet gezegd. Zelf vind ik het een tikkie minder helder, hoe ‘de mensen in het land’, met hun gejank en gejammer dat ze hun vertrouwen kwijt zijn en hoe onveilig ze zich wel niet voelen, evenveel recht op respect zouden hebben als de activisten van weleer, die druk waren met de klassenstrijd. Tussen lamlendigheid en idealisme kies ik toch voor het laatste.
Het QED dat Harley onder zijn CV mag pennen is dus, met enige overdrijving, dat met jarenlang hetzelfde roepen je van extreem links naar trendy rechts kan
opschuiven.
Harley begon warm te draaien: “Waarom schaak je eigenlijk nog? Die types waarvan jij weet te verliezen dat doet toch pijn aan de ogen? Maar die NOSBO-beker, voel je ervoor? Ik heb het team niet compleet en je deed vorig jaar ook mee. Er staat een rekening open. Vorig jaar zijn we door de bobo’s schandalig afgescheept, weet je nog? Met bestuurders en ceo’s is het altijd hetzelfde: likken naar boven en schoppen naar onder. Onze club harkt een team bij elkaar voor de NOSBO-beker, iedereen steekt zijn dure tijd erin, we waren er meerdere ronden mee zoet, je wint hem, maar een beker krijgen, ho maar”.
“Je draaft door, vriend”, probeerde ik, “Je ziet spoken. Die jongens van de NOSBO dat zijn allemaal vrijwilligers die hun vrije uurtjes opofferen aan bondswerk. Straks ga je ze nog op één lijn zetten met ‘captains of industry’ of
George Soros. Weet je trouwens hoe lastig het in de internet-age is om bekers te bestellen? Vroeger kon…”
“Jij hebt geen inside knowledge”, kapte hij mij af, “af en toe interne meedoen en dan denken dat je wat weet? Van schaken snap je al niks. Zei jij niet dat je pas aan je moeder zou durven vertellen dat je op schaken zit als je rating boven de 2000 komt? Het goede mens is nu al bijna tien jaar dood, toch? Wat is dat voor tragisch verhaal? Je kreeg laatst honderd punten cadeau van Sinterklaas en nog zit je niet in de buurt. En bij de NOSBO mogen ze…”.
Wat hij zei had ik inderdaad letterlijk zo aan hem opgebiecht, maar ik werd nu toch pissig dat hij mijn familie erbij haalde. “Dat geldt net zo goed voor jou, schaakmans. Speel jij in het eerste? Ik kan stoppen, maar dan kan jij evengoed stoppen. Kan je al met paard en loper mat zetten? Hou toch op!”.
“Touché, Grootmeester”, erkende hij ruiterlijk, “We zitten hier met een dilemma. We pakken dit later op. Maar je bent veel te goedgelovig richting schaakbestuurders. Een beetje in driedelig en met een vlinderdasje rondparaderen op die evenementen en met andere bobo’s en grootmeesters ons-kent-ons doen, maar geen klein bekertje regelen voor de titellozen, dat ga jij verdedigen? Ik zal je zeggen, ik heb haast geen zin dit jaar weer mee te doen, maar ik zie het als een fact-finding mission. Je moet de vinger aan de pols houden bij onrecht. Wegkijken is geen optie. Je ziet het ook in Gaza met die…”.
Op dit moment begon bij mij een lichte hoofdpijn op te spelen, maar het vermogen op tijd gracieus uit te zoomen verlaat mij nooit.
Spelen in een team heeft iets aantrekkelijks, nog afgezien van het sociale aspect. In de interne of op een toernooi speel je uitsluitend voor jezelf. Teamspel geeft een ander soort druk die zeker niet onaangenaam is. Er is het gevaar dat je behoudend gaat spelen, omdat het aangaan van wilde avonturen voelt als pokeren met het teamresultaat, maar afgezien daarvan voegt het veel
toe.
Jammer dat ik geen kans kreeg mijn verhaal over sportprijswinkels af te maken. In de wat gezelliger binnenstad van pakweg twintig jaar terug had je er zo drie. Oosterstraat iets, Medaillehuis Suurd Nieuwe Ebbingestraat op die hoek en nog een paar. De incidentele keren dat ik zelf iets met bekers moest regelen liep ik steevast de jeugdleider van de NOSBO in zo’n winkel tegen het lijf, dus die moet daar voor enkele kilotonnen aan sportprijzen hebben weggesleept. Op zolder heb ik drie verhuisdozen vol staan met bekers van onze bloedjes van kinderen en 80 % daarvan is van het schaken.
Nu moet je het als jeugdspeler wel heel onhandig aanpakken wil je niet ooit tegen een beker aanlopen, maar het vervult mij met trots.
Tegenwoordig ben je op het internet aangewezen om bekers te bestellen en laat je iets graveren dan gaat het normaal gesproken mis en moet het retour, als de bestelling al niet bij ongeïnteresseerde buren werd afgeleverd die hem hebben kwijtgemaakt in the first place… Je hebt de alomtegenwoordige toeslagenaffaire van de Deep State, maar bekers bestellen is ook een hoofdpijndossier.
Hij nam niet iedereen voor zich in met zijn nietsontziende eerlijkheid, onze Harley, maar mij eigenlijk wel. Iemand die niet met meel in de mond kán praten, die moet je koesteren. Die prefereren we any day of the week boven een two-faced gladjanus uit de GLE (Global Leadership Elite) of het kabinet Schoof-I, toch?
Ik was eruit.
“Harley, ik ben je man. Zet mij in het team. Noteer mij voor die beker! We gaan zien wat er van komt!”.
Jan Baljé :
30 juni 2024
De geest van Jaap Ham waart rond in dit artikel. Ben benieuwd naar part II.
Annelies van den Heuvel :
21 november 2024
Ik was net blij dat we van die ranzigheid verlost waren.
Annelies van den Heuvel :
21 november 2024
Dit is een schaakclub, ook voor vrouwen. Die willen zich daar ook thuis voelen. Dit soort plaatjes helpen daar niet bij. Hang ze voor mijn part boven je bed.
Govert Pellikaan :
22 november 2024
Hoi Annelies,
Je hebt een punt, een webmaster wil nogal eens te graag iets verrassends bij een stukje plaatsen. De schrijver treft hoe dan ook geen blaam in dezen.
Ik heb in overleg met Tony, nu wel, voor een plaatje van het team gekozen.
Annelies van den Heuvel :
22 november 2024
BWAHAHAHA
Chelvan :
23 november 2024
Hey dat ben ik op die foto! 👋